top of page

Wisseling, deel 2

  • Foto van schrijver: Herriët
    Herriët
  • 14 nov
  • 3 minuten om te lezen

Bijgewerkt op: 15 nov

ree

Hoe had ik kunnen vermoeden dat ik beter de kortste weg had kunnen nemen? De route die ik gewoonlijk liep? Maar het licht en de warmte hadden me verrast toen ik het kantoor uit liep aan het einde van mijn werkdag. De zonnestralen voelden voor het eerst warm aan op mijn gezicht op de vroege lentedag in februari. Ik keek omhoog en haalde diep adem. Het was pas vier uur in de middag en diep snoof ik de voorjaarslucht op, licht pittig en fris. Ik meende zelfs al een groene waas over de bomen te zien. Een belofte van nieuwe bladeren aan de kale takken. De dag was nog lang niet voorbij, een zee van tijd lag nog voor me. Ik glimlachte, ritste mijn jas los en bedacht dat ik via de weg langs de velden naar huis zou lopen. Argeloos doorbrak ik mijn ritme. Liep ik toen al zonder dat ik het wist bij mezelf vandaan? Ik had werkelijk geen idee van wat er die dag op mijn pad ging komen. Het was maar een omweg.

Ik kan die middag niet overdoen. Als ik dat al zou willen.

Want wat weegt het zwaarst? Veiligheid? Of liefde, en voluit leven? Ondanks alles wat ik kwijt zou gaan raken, zou de weegschaal dezelfde kant opslaan. Want om de hoek van de impulsief ingeslagen weg lag ook mijn grootste geluk.


Lente

 

Een middag op een dag in februari


Mijn voeten op de zandweg voelen lichter dan gewoonlijk. Op andere dagen tel ik vaak de stappen tot aan mijn appartement. Ik weet het aantal precies. Van hoek tot hoek. Waar ben ik op deze route eigenlijk gestopt met tellen? Toen ik de ree op het pad zag? Vijf seconden keek ik ademloos toe, zonder te bewegen. Om het ogenblik vast te houden. Toen het dier me opmerkte verdween het in de struiken. Op dat moment moet ik de tel zijn kwijtgeraakt.

Ik kijk omhoog en zie de wolken, en de vrije vogels in de lucht. Een tak kraakt onder mijn voeten en ik verlies mijn evenwicht. In een reflex grijpen mijn handen naar het hek waar ik langs loop. Net wat ver van me af. Ik houd mezelf nauwelijks overeind en moet mijn tas loslaten. Die smakt ondersteboven op de grond. De inhoud ligt los in het zand, dwars door elkaar. Haastig buk ik en graai de spullen naar me toe. Gooi ze bovenop elkaar in de tas. Een beetje zwart wordt het voor mijn ogen. Mijn handen trillen en mijn benen voelen loodzwaar. Ik moet gaan zitten. Gelukkig ben ik vlak bij een bankje. Daar zal ik mijn tas wel beter inpakken.

Snel kijk ik achterom. De weg is leeg.

“Gaat het?” hoor ik achter mij, “je had lelijk kunnen vallen.”

Hij moet achter de buiging in de weg vandaan gekomen zijn, deze man die nu naast me staat en me onderzoekend aankijkt. Ik buig voorover en mijn handen druk ik tegen mijn buik.

“Hier. Ik heb water bij me. Drink even wat.”

Hij gaat naast me zitten en geeft me zijn waterfles. Ik neem een paar slokjes, terwijl mijn lippen trillen aan de hals van de fles. Het helpt. Het beven wordt minder.

De man verschuift even op zijn plek en fronst zijn voorhoofd. Hij blijft me aankijken.

“Waar ken ik jou van?”

Zal ik het zeggen of zal ik doen alsof ik het niet weet?

Zacht klinkt mijn stem: “Middelbare school.”

 

Ik had hem direct herkend.


Bibberig haal ik de spullen weer uit mijn tas en leg alles los op de bank. Hij kijkt ernaar en pakt het visitekaartje van mijn werk. Hij leest het en blijft stil terwijl ik mijn tas opnieuw inpak, ordelijk nu. Dat is beter. Zo gaat het wel weer.

Opmerkingen


  • LinkedIn

©2023 door H@thArt.

bottom of page